Sinds een week of drie, vier, lijkt er iets anders. Er lijkt iets veranderd, in of om me.
Ik hield de deur open voor iemand in de trein -zoals ik wel vaker doe-, een vrouw met een bos bloemen in haar hand. ''Mooie bos!'' De woorden rollen uit mijn mond voordat ik er erg in heb. De vrouw tovert nu ook haar
andere arm tevoorschijn. Een arm met een hand, met daarin nog een
boeket. Twee boeketten, voor elke hand één.
Ze drukt op de knop van de deur. ''Ja mooi hé? Ik geef de voorkeur aan
deze'' en ze houdt een bos met 6 verschillende tinten roze omhoog.
Keurig gebloemschikt, als dat een werkwoord zou zijn, met her en der een
spriet groen. ''Ja'', stem ik in, ''ik ruik het ook gelijk.''
De deuren gaan met een klap open en we stappen het perron op. ''Nou'', zegt de
vrouw ''van de geur ben ik niet bepaald weg. Thuis knip ik de meeldraden
en de stampers er van af, dan moet het gedaan zijn met de geur.'' Ik zwijg
en denk na over meeldraden en stampers. ''Maar het is een mooie bos, dat
ben ik het met je eens."
Onze kaarten checken uit en we lopen de stationstrap op, nog steeds naast elkaar.
''Het is moeilijk om rond deze tijd van het jaar aan zoiets te komen
lijkt me, al die mooie bloemen zullen nu wel ergens anders vandaan
moeten komen, niet?'' Ik zeg maar wat, want wat weet ik er nou van?
''Dat klopt.'' Zegt de vrouw. Dus ik zei wel wat zinnigs? Stilte.
In mijn hoofd begint er langzamerhand een lichte variant van paniek uit
te breken. Moet ik nu fijn weekend zeggen? Shit, nee.. Het is pas
donderdag. Tot ziens dan? Maar de vrouw is me voor. In een drafje loopt ze voor me uit en huppelt ze de trap af. Ik zie nu dat ze een jurkje draagt, met blote benen. Blote veertiger, vijftigers
benen. Ik werp snel een blik op mijn telefoon. Het is bewolkt en 16 graden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten