''Ik denk niet dat ik het ooit nog eens zou kunnen doen.'' San veert
overeind. ''Wat?'' Met mijn wijsvinger teken ik cirkels in de palm van
mijn hand, bij wijze van het een scheepje is. Iets wat mijn moeder
altijd deed, als ik verdrietig was, of moest gaan slapen. Ze zong erbij.
''Nou gewoon, verliefd worden..'' San kijkt me aan alsof ze een speld
heeft horen vallen. ''Wat is dat nou voor iets stoms zeg. Alsof je daar
zelf enige invloed op hebt! Kom nou.''
San heeft gelijk. Soms val je
voor iemand, zo met je bek op het trottoir. Verdomde zwaartekracht ook,
daar breng je niks tegen in. Je gaat tot over je oren en dan daar nog
voorbij, zo verliefd. En vanaf daar is het alleen maar hopen, hopen op
dat het werkt. Dat iemand bij je blijft en je nooit zou willen kwetsen.
Maar die hoop is als een piepschuimen scheepje op zee. Hopeloos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten