Vandaag ontdekte ik een dichteres. Het gebeurt vaak de laatste tijd. Nu ik zo in mijn hoofd zit kom ik ze telkens tegen. Eerst had je Roos Rebergen, toen stuitte ik op Lieke Marsman, en nu, zomaar: Ester Naomi Perquin (dat spreek je uit als: Perkwien).
Ik liep door het centrum naar huis, zoals ik wel eens vaker doe. Niet omdat ik het per se wilde, maar het vandaag niet meer, niet minder, gewoonweg mijn route naar huis was. Oké, én ik had geen zin om om te lopen. Afijn, ik pauzeerde mijn stappen voor de etalageruit van Boekhandel Hijman Ongerijmd. In de winkel hing een grote poster waarop een gedicht was afgedrukt.
Ik las het en maakte er een foto van. Zojuist las ik het opnieuw, en nog eens. En ik dacht: ja. Ja, Ester, daar sla je maar weer mooi de spijker op zijn kop, met je woorden. Wat fijn dat je dat doet, wat fijn dat je er zo goed in bent. Wat fijn dat elke keer als ik zo'n gevoel krijg als ik iets lees wat me aanspreekt, waarin ik me vinden of verliezen kan, en ik kan zuchten en denken: gelukkig. Gelukkig dat de nog niet op zijn, het kan nog, nog niet alles is geschreven. Je bewees het aan me, met je letters, woorden, daar in die etalageruit.
Was dat nou zoveel gevraagd
Ik wilde er één waarin je kon klimmen. Een roestvrije, hufterproof,
die torende en zweeg. Een kapersnest om me in te begraven,
een donderlach van rollende stenen de bergwand af.
Ik wilde een prachtige grap zijn, beloond met een naam. Ik wilde
er één op het schoolplein, om naar me te kijken. Eén aan
de rand van de massa, met bloemen, op zoek.
Ik wilde een pannenkoeketende met manshoge vloeken. Een felle
met iets te lang haar. Eentje die graag wodka dronk en luidkeels
liedjes zong over het paard in de gang, de kop van de kat.
Ik wilde er één om oud te zien worden. Koffie te geven.
Eén die mij na kon vertellen. Eentje maar die
schokbestendig was en watervast.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten