De zon scheen die dag, en de wolken speelden verstoppertje boven een ander continent. Een Zuidenwind pakte mijn haren vast en besloot het te weven. Zeven knopen verder, ik vond het wel mooi geweest. Ik lag lang uit en mijn tenen voelde de sprieten kriebelen. Ik moest denken aan fabeltjes zoals een schelp aan je oor houden, zodat je kan bellen met de zee: ''Dag meeuw, hoe gaat het ermee? Brandt de vuurtoren nog? En is het daar ook zo mooi?'' Ik sloot mijn ogen en even waande ik me in de zandbak aan de Noordzee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten